Vlaams Radiokoor (Flemish Radio Choir)
Marcus Creed, conductor
Recorded at Studio 4, Flagey (Brussels) in 2015
Oefennummer: |
Agnus Dei |
Samuel Osborne Barber II (West Chester (Pennsylvania), 9 maart 1910 – New York, 23 januari 1981) was een Amerikaanse componist en muziekpedagoog. Jonger dan Arnold Schönberg, Alban Berg of zijn landgenoot Charles Ives behoorde Barber nooit tot de muzikale avant-garde. Zijn oeuvre kan als postromantisch beschouwd worden, harmonisch schept hij uit wat de 19e eeuw heeft opgeleverd, qua vorm maakt hij veel van de sonatevorm gebruik (vooral in zijn symfonieën), ook als hij de uitdrukkingsmiddelen vanaf de jaren 40 uitbreidt.
Jeugd en opleiding - Ambities als zanger
Barber was een neef van de bekende Amerikaanse mezzosopraan Louise Homer (1871-1947) en had ook zelf plannen zanger te worden (hij had een aangename baritonstem). Op zesjarige leeftijd kreeg hij pianolessen en een jaar later schreef hij zijn eerste kleine compositie. Al op negenjarige leeftijd besloot hij componist te worden. In een bericht aan zijn moeder schreef hij:
- „Mijn bestemming is het, componist te zijn en ik ben zeker, dat ik het word […]. Verlang niet van mij deze onaangename zaak te vergeten en te gaan voetballen - alstublieft."[1]
Onder zijn jeugdwerken was ook een opera The Rose Tree, die al vooruitwijst naar zijn vocale ambities. Van 1924 tot 1932 studeerde hij compositie bij Rosario Salero, orkestdirectie bij Fritz Reiner, piano bij George Boyle en later bij Isabella Vengerova en zang bij Emilio Edoardo de Gogorza aan het Curtis Institute of Music in Philadelphia (Pennsylvania). Zijn zangstudies zette hij bij John Braun in Wenen voort, waar hij ook voor publiek optrad. In 1935 nam hij als zangsolist zijn eigen compositie Dover Beach bij NBC Radio op.
Compositorisch beginselen
Die tijdens zijn studie gecomponeerde werken - waaronder de serenade voor mezzosopraan/bariton en strijkkwartet Dover Beach (1931) of de Sonate, voor cello (1932) - getuigen van een rijpe schrijfwijze. Zijn Sonate, voor viool, werd in 1928 bekroond met de "Bearns Prize" van de Columbia-universiteit in New York; deze prijs won hij in 1933 opnieuw met de ouverture The School of Scandal. In 1935, op 25-jarige leeftijd, won hij de Prix de Rome. De Pulitzer Prize won hij zelfs twee maal, in 1935 en 1936.
Internationale doorbraak
In 1935-1936 bereisde Barber Europa, in het gezelschap van zijn vriend en levenspartner (tevens collega-componist) Gian Carlo Menotti. De Symfonie nr. 1 en het Strijkkwartet, op. 11 (met het later beroemd geworden Adagio) gingen na hun compositie in 1936 in Rome in première. In de versie voor strijkorkest ging het Adagio for Strings in 1938 onder leiding van Arturo Toscanini in New York in première. Dit stuk wordt regelmatig beschreven als het meest droevige werk ooit. In 1937 ging Barbers Symfonie nr. 1 tijdens de Salzburger Festspiele in première - als eerste werk van een Amerikaanse componist.
Militaire dienst
Van 1939 tot 1942 doceerde Barber compositie aan zijn Alma Mater, het Curtis Institute of Music in Philadelphia (Pennsylvania). Samen met Menotti werd hij eigenaar van een huis in Mount Kisco, New York, waar hij tot 1974 de meeste van zijn werken schreef. In april 1943 werd hij aangetrokken door de United States Air Force Band. Voor dit harmonieorkest schreef hij de Commando March in 1943. In 1944 componeerde hij de Symfonie nr. 2. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij naar Europa terug; in 1948 werd hij consulent van de "Amerikaanse Academie" te Rome.
Vanessa
In de tweede helft van de jaren 40 en het begin van de jaren 50 begon een compositorisch belangrijke en vruchtbare tijd: Barber schreef onder andere het Concert, voor cello en orkest (1945), de balletten Medea (1946) en Souvenirs (1952). In deze periode valt ook de compositie van de opera Vanessa (1957). Met een andere opera van Barber Antony and Cleopatra opende de Metropolitan Opera in 1966 haar nieuw gebouw in het Lincoln Center.