Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Deborah York, soprano
Bogna Bartosz, alto
Jörg Dürmüller, tenor
Klaus Mertens, bass
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
De voor het grote feest van Eerste Pinksterdag (20 mei) 1725 gecomponeerde cantate 74 heeft een II achter haar naam omdat er een andere, eerder gecomponeerde cantate met dezelfde titel bestaat (BWV 59) waarvan Bach twee delen, waaronder het openingskoor, in 1725 bewerkte. BWV 59 werd met Pinksteren 1724 uitgevoerd maar nog weer een jaar eerder gecomponeerd, d.w.z. vóór Bachs aantreden als Thomascantor op 1 juni 1723 en wellicht bestemd voor een uitvoering in de universiteitskerk St. Pauli. Daarop wijst een voor een grote feestdag in de Thomaskerk wat te magere allure: slechts vier delen, twee solisten (sopraan en bas) en weliswaar trompetten maar slechts twee in plaats van de in de hoofdkerken gebruikelijke drie.
Zo is Bachs behoefte begrijpelijk om deze twee delen van BWV 59 te hergebruiken in een volwaardige feestcantate. BWV 74 heeft maar liefst acht delen, aria's voor alle vier solisten en de meest luxueuze instrumentale bezetting: strijkers en continuo, drie trompetten en pauken en drie hobo's, waaronder een hobo da caccia (althobo). Hoewel de handschriften van de partijen voor deze cantate tekenen van grote haast vertonen en Bach met drie nieuwe cantates voor de drie Pinksterdagen (BWV 74, 68, 175) zeker onder aanmerkelijke werkdruk stond, kan het teruggrijpen op de delen 1 en 4 van BWV 59 nauwelijks arbeidsbesparend zijn geweest: zo grondig zijn Bachs revisies.