Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate Süßer Trost, mein Jesus kömmt BWV 151 - Van Veldhoven | Nederlandse Bachvereniging
Nederlandse Bachvereniging
Jos van Veldhoven, dirigent
Maria Keohane, sopraan
Alex Potter, alt
Charles Daniels, tenor
Matthias Winckhler, bas
Toelichting:
Bach schreef zijn Cantate 151 voor de Derde Kerstdag 1725; met Trinitatis (Drievuldigheidszondag, de zondag na Pinksteren) van dat jaar voltooide hij zijn tweede jaar van wekelijkse cantatecomposities, maar vervolgens doet hij het wat rustiger aan: in de tweede helft van het jaar schrijft hij nog slechts vier nieuwe cantates. Gedurende de weken van Advent echter, waarin te Leipzig geen concertante muziek mocht klinken, gaat hij weer stevig aan het werk en componeert hij maar liefst vijf nieuwe cantates voor de acht zondagen van Kerst tot Driekoningen. Dat twee van die cantates, BWV 57 en 151, resp. voor de Tweede en Derde Kerstdag, geen groot openingskoor hebben, zogenaamde solistencantates zijn, wordt meestal uitgelegd als 'Bach waakt ervoor zijn druk bezette zangers te overbelasten'; dat lijkt mij een misverstand, berustend op de veronderstelling dat Bachs koor ‘veel' zangers omvatte. In feite bestond zijn ‘koor' slechts uit de vier zangers (‘concertisten'), die ook in BWV 151 alle recitatieven en aria's zingen, en voor wie een gezamenlijk koor eerder een lichtere dan een zwaardere taak was dan een aria; Bach ontzag dus vooral zichzelf, en ook daarvoor kunnen we begrip hebben.
Hij schrijft in deze periode een zestal cantates op teksten die de Darmstadter hofbibliothecaris en dichter/schrijver Georg Christian Lehms (1684-1717) reeds in 1711 had gepubliceerd, primair ten behoeve van de plaatselijke kapelmeester Christoph Graupner. Bach componeerde al in Weimar enkele cantates op teksten uit Lehms' bundel. Omdat de tekst is geschreven vanuit de eerste persoon enkelvoud (ich, mein, mich) zou hij bedoeld kunnen zijn voor een solocantate van slechts één zanger, zoals Jauchzet Gott in allen Landen (BWV 51, voor sopraan) of de Kreuzstab-cantate (BWV 56, voor bas). Deze suggestie, die één zanger sterk zou belasten, volgt Bach niet; hij verdeelt de rollen over zijn vier concertisten: aria's voor de hoge stemmen en recitatieven voor de lage. Dat heeft tot gevolg dat de bas, die zo vaak optreedt als Vox Christi of in een gezaghebbende of belerende rol, hier in (2) als eenvoudige gelovige de gedachtegang van de sopraan in (1) verder uitwerkt.
Lehms cantatetekst refereert nauwelijks aan de voor deze Derde Kerstdag voorgeschreven evangelielezing, Johannes 1: 1-14, de theologisch diepgravende ('In den beginne was het woord ...') proloog tot het bijbelboek van de evangelist Johannes, die wel als dezelfde persoon wordt beschouwd als de apostel Johannes en wiens naamdag op 27 december valt. Het cantatelibretto schetst in toegankelijker bewoordingen de betekenis van Christus' komst op aarde. Terwijl Lehms zich Ao 1711 in woorden als kommt, anjetzt en jetzo reeds bedient van de moderne Duitse schrijfwijze, verkiest Bach Ao 1725 nog de oude vormen kömmt, anitzt en itzo.

Terug naar de inhoud