Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Bogna Bartosz, alto
Christoph Prégardien, tenor
Klaus Mertens, bass
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bach schreef zijn Cantate 174 voor Tweede Pinksterdag (6 juni) 1729, dus toen hij bijna zes jaar Thomascantor te Leipzig was en het overgrote deel van zijn thans nog bekende cantates inmiddels had voltooid. De tekst is - voor cantates uitzonderlijk - van de postbeambte en amateurpoëet Christian Friedrich Henrici, alias Picander, die hem ook de teksten leverde voor de Matthäus- en Markus-Passion, het Weihnachtsoratorium en vele feestcantates in de jaren ‘30. Picander publiceerde in 1728 een volledige jaargang cantateteksten, waarvan hij in het voorwoord aankondigt dat ze dankzij de 'Lieblichkeit des unvergleichlichen Herrn Capell-Meisters Bachs' op muziek gezet zullen worden. Terwijl wij thans echter nog over het grootste deel van Bachs eerste drie cantatejaargangen kunnen beschikken, kennen we slechts tien exemplaren van deze zogeheten Picanderjaargang: Picanders hoop is wellicht nooit vervuld.
Terwijl Bachs interesse in cantatecomposities - voorzover wij kunnen zien en begrijpen - taande, was hij in maart 1729 een nieuwe levensfase ingegaan dankzij zijn benoeming tot leider van het ooit door Telemann opgerichte studenten-muziekgezelschap Collegium Musicum, dat Leipzigs beste instrumentalisten verenigde, een kweekvijver was voor Duitslands meestbelovende musici en later zou worden omgedoopt tot Gewandhausorchester, het eerste burgerlijk symphonieorkest ter wereld. Hoewel cantor en kapelmeester Bach er al jaren als gastdirigent vertrouwd was, en bij diverse gelegenheden ook in zijn kerkmuziek vrijwilligers uit studentenkring bleek te kunnen inzetten, getuigt BWV 174 van Bachs recent geïntensiveerde samenwerking met de studenten, in het bijzonder door het tot Sinfonia (1) bewerkte deel van een Brandenburgs Concert.
Zoals vaker tonen de manuscripten voor deze cantate de werkdruk waaronder de muziek voor de drie achtereenvolgende Pinksterfeestdagen tot stand kwam. Bach laat een kopiïst het gehele Brandenburgse concertstuk overschrijven, met vrijlating van vijf balken voor nieuwe partijen, die hij vervolgens zelf direct in de partituur componeert. Een andere kopiïst laat het nageslacht kennisnemen van de haast waarmee de cantate tot stand kwam door aan het slot van de altpartij te noteren 'Fine d. 5 Junii 1729. Lipsiae' (= Leipzig): voltooid op Eerste Pinksterdag, een dag voor de première. In de onafgesloten discussie over de gang van zaken bij Bachs wekelijkse cantateuitvoeringen concluderen daaruit sommigen 'zie je wel, altijd op het laatste nippertje' terwijl anderen tot het tegendeel besluiten: een uitzondering, getuige het feit dat deze kopiïst het late tijdstip blijkbaar belangrijk genoeg achtte om te noteren.