BWV 61 - Nun komm, der Heiden Heiland
Nederlandse Bachvereniging Jos van Veldhoven, dirigent Zsuzsi Tóth, sopraan Nicholas Mulroy, tenor Peter Harvey, bas
Oefennummers: |
BWV 61- komm, der Heiden Heiland |
Bladmuziek: |
Bespreking
Tweemaal componeerde Bach een cantate waarvan het openingskoor begint met de eerste regel van het traditionele adventslied Nun komm, der Heiden Heiland: de eerste [I], die alleen het eerste couplet verwerkt, voor de eerste Adventszondag (2 december) 1714 in Weimar, een cantate die hij in elk geval nog een keer opnieuw uitvoerde bij dezelfde gelegenheid in zijn eerste ambtsjaar te Leipzig (28 november 1723); en de tweede [II], die alle acht coupletten verwerkt volgens het gebruikelijke procédé van Bachs koraalcantatejaargang, voor 3 december 1724.
Hoewel Bach sinds maart 1714, ingevolge zijn verplichting om als concertmeester maandelijks een nieuwe cantate te componeren, steeds teksten van de hofbibliothecaris Salomo Franck toonzet, grijpt hij voor BWV 61 naar een tekst van de Hamburger predikant Erdmann Neumeister. Hij was degene die aanvankelijk bepleitte de gebruikelijke kerkmuziek te vervangen door 'cantates' naar Italiaans model, die uitsluitend bestonden uit recitatieven en aria's op vrije teksten, maar allengs akkoord ging met de - ons thans vertrouwde - ‘gemengde' vorm, waarin ook bijbelteksten en koralen (kunnen) fungeren. Zij het klaarblijkelijk nog steeds met reserves, want hij besluit de huidige cantatetekst met slechts de laatste helft van een koraalcouplet: een brutaliteit jegens de eerbiedwaardige lutherse koralen, die we later bij Bach nooit meer zullen tegenkomen.
Het adventslied Nun komm, der Heiden Heiland behoort tot de oudste lutherse liederen, opgenomen in de eerste protestantse gezangenbundel van 1524. Luther schreef het lied als een bewerking van de oudkerkelijke, Ambrosiaanse, hymne Veni, redemptor gentium (Ao 386), waarvan hij de melodie, met zijn middeleeuwse modale toonsoort, handhaafde; het Latijnse woord gentium (= volkeren) wijst uit dat Heiden dus niet ‘heidenen' betekent. Het lied is sindsdien nr.1 in de lutherse gezangenbundels, omdat die het kerkelijk jaar volgen, en Nun komm, der Heiden Heiland een voorgeschreven lied is voor de eerste zondag van de adventsperiode waarmee het kerkelijk jaar begint. Gedurende deze vier weken voor Kerstmis overdenken de gelovigen de komende geboorte van Christus, een gebeurtenis die naar Luthers inzicht door ‘s mensen zondigheid was uitgelokt en derhalve een periode van inkeer en boetedoening verdiende, waarin te Leipzig concertante kerkmuziek achterwege moest blijven, afgezien van de eerste adventszondag.
Het instrumentale ensemble voor BWV 61 omvat, naast het continuo, slechts een strijkersgroep die, zoals meestal in Weimar, vierstemmig is, omdat niet alleen de violen maar ook de altviolen zijn gesplitst in een eerste en tweede stem. In BWV 61 worden strijkersgroepen echter herhaaldelijk tot één stem samengevoegd: de violen in deel (1) en alle kinstrijkers in deel (3). In hoeverre er bij de Leipziger heruitvoering, naar plaatselijke gewoonte, hobo's met de strijkers hebben meegespeeld is niet duidelijk.
bron: Eduard van Hengel