Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J. S. Bach: In allen meinen Taten (BWV 97)
Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Sandrine Piau, soprano
Bogna Bartosz, alto
James Gilchrist, tenor
Klaus Mertens, bass
Oefennummers:  
Toelichting:
Van cantate 97 weten we niet veel meer dan dat Bach haar in 1734 schreef, dus lang nadat hij zijn wekelijkse cantateproductie (1723-1726) had beëindigd. Onbekend is voor welke gelegenheid of welke zondag in het kerkelijk jaar ze bestemd is. In allen meinen Taten is gebaseerd op een kerklied (koraal) en behoort tot de twaalf cantates waarmee Bach in latere jaren de lacunes in zijn koraalcantatejaargang van 1724/25 poogde op te vullen.
Auteur van het koraal is de jonggestorven Paul Fleming (1609-1640), die zich reeds als geneeskundestudent te Leipzig als een begaafd poëet ontpopte. Voor zijn vertrek met een riskante gezandschapsreis naar Moskou en Perzië, die jaren in beslag zou nemen (1633-1640) schreef hij een lied van vijftien coupletten waarin hij zijn vertrouwen in Gods voorzienigheid beleed, met als titel en beginregel 'Ich zieh in ferne Lande'; hij gebruikt de voor dit doel welgekozen melodie van het populaire afscheidslied Insbruck, Ich muß dich lassen van de Renaissancecomponist Isaac (1450-1517). Nadat Fleming kort na thuiskomst aan de ontberingen van zijn reis was overleden, kwamen de negen coupletten met een meer algemene strekking al snel in de liedboeken terecht.
Zoals steeds in zijn koraalcantates gebruikt Bach de liedtekst en -melodie ongewijzigd voor een openingskoor en een slotkoraal. Maar anders dan in de exemplarische koraalcantates uit 1724/25 gebruikt Bach ook Flemings letterlijke tekst van de ‘binnencoupletten' voor aria's en recitatieven; deze koraalcantate is dus van het - verouderde - per omnes versus-type, waarop Bach moest terugvallen toen de tekstdichter die destijds koraalverzen herdichtte tot recitatieven en aria's, hem in het voorjaar van 1725 was ontvallen.
Waarschijnlijk door haar lengte (negen delen), haar weinig beeldrijke tekst, haar sobere instrumentale bezetting (twee hobo's, strijkers en continuo) en het ontbreken van een sterke relatie met enige liturgische zondag wordt BWV 97 slechts sporadisch uitgevoerd. Ook de componist heeft veel moeite moeten doen om monotonie te vermijden bij de toonzetting van negen identiek gestructureerde teksten: coupletten van steeds tweemaal drie regels, met het ijzeren ritme van drie jamben (pa-dam, pa-dam, pa-dam-dam), een hardnekkig rijmschema (aabccb) en een melodisch schema abcabc', waarbij de regels c en c' slechts in hun slotnoot (heel en halfslot) van elkaar verschillen. Tussen begin- en slotkoor horen we twee recitatieven (voor tenor en alt), vier aria's voor de vier solisten/concertisten in opklimmende volgorde BTAS, en een duet sopraan/bas. Da-capoaria's zullen er, gezien de tekststructuur, niet bij zijn. De koraalmelodie verschijnt, zoals minimaal vereist in Bachs koraalcantates, slechts in het openingskoor en het slotkoraal.

Terug naar de inhoud