Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Felix Mendelssohn‐Bartholdy, Psalm 2, Warum toben die Heiden, op. 78 Nr. 1

WDR Rundfunkchor
Stefan Parkman, Dirigent
Felix Mendelssohn (1809–1847): Drei Psalmen, opus 78 (1843-44)
In het veelzijdige werk van Felix Mendelssohn Bartholdy neemt de geestelijke muziek een belangrijke plaats in. Naast de twee oratoria Paulus en Elias schreef hij een grote hoeveelheid cantates, motetten en andere liturgische muziek. Opvallend is hierbij het grote aantal verklankingen van psalmteksten en het veelvuldige gebruik van de 'tijdloze' bezetting van koor a capella. Deze twee elementen komen op meesterlijke wijze samen in de Drei Psalmen opus 78, welke hij eind 1843 tot begin 1844 schreef voor het Berlijnse Domkoor, waar hij zijn afnemende krachten vooral gebruikte voor het componeren van motetten en psalmzettingen.
De 3 Psalmen werden pas na zijn dood, in 1849 gepubliceerd. Deze meesterwerken behoren tot Mendelssohns grootst opgezette a capella composities. Ze gebruiken de ambitieuze bezetting van een achtstemmig dubbelkoor. Het eerste nummer, Warum toben die Heiden, is een episch aangelegde vertoning van Psalm 2. De dubbelkorigheid van Richte mich Gott (Psalm 43) is niet 'verticaal', zoals bij Bach (twee identieke koren met een sopraan-, alt-, tenor- en baspartij), maar in de regel 'horizontaal’, met een vrouwenkoor (twee sopraan- en twee altpartijen) en een mannenkoor (twee tenor- en twee baspartijen).  De tekst van deze psalm - met frases als “Was betrübst du dich, meine Seele, und bist so unruhig in mir” - werd traditioneel met de passietijd geassocieerd (wat trouwens ook voor opus 78 nr. 3, Mein Gott, warum hast du mich verlassen? gold).
Mendelssohn componeerde Richte mich, Gott in een directe, homofone wijze, met diverse unisono-passages voor zowel de mannen als de vrouwen. Het motet opent met een alterneren van beide groepen in een somber d-klein; die komen pas samen bij de woorden “Sende dein Licht und deine Wahrheit”, een lichtstraal van hoop in F-groot. Mannen en vrouwen zingen eerst nog een maat na elkaar om tenslotte aan het einde zich te verenigen tot een gezamenlijk gebed. Bij de woorden “Dass ich hineingehe zum Altar Gottes, zu dem Gott, der meine Freude und Wonne ist” wisselt Mendelssohn op een Bachachtige manier van metrum: de vierkwartsmaat wordt een soepele 3/8-maat. De “Freude und Wonne” maakt echter al weer snel plaats voor twijfel en een terugkeer naar de somberheid van het begin (“Was betrübst du dich, meine Seele...”). Het psalmmotet besluit koraalachtig in een stralend D-groot.
Mendelssohns zetting van Psalm 22, Mein Gott, warum hast du mich verlassen?, gecomponeerd in 1844 en het langste van de drie Psalmen, was zeer populair in de tweede helft van de 19e eeuw. Dit gold overigens voor al zijn kerkmuziek; vooral in Engeland werd deze zeer veel uitgevoerd. Het imposante begin van de Psalm ontleent zijn dramatische effect aan de afwisseling van een solo tenor met een reeks koraalzettingen voor het hele koor. In het gedeelte dat begint met “Ich bin ausgeschüttet”, wordt dit contrast verder benadrukt, door een solokwartet tegenover het koor te zetten. Let in dit deel ook op het prachtige moment wanneer de muziek naar de majeur-hoofdtoonsoort (E) moduleert bij de tedere smeekbede “Aber du, Herr, sei nicht ferne”. Ook de slotmaten van het stuk baden in een weldadig E-groot.
    Terug naar de inhoud